Inleiding
Op hun eigen site kun je volgend artikel lezen omtrent hoe nauwkeurig Jehovah’s Getuigen hun eigen Nieuwe Wereldvertaling vinden: https://www.jw.org/nl/jehovahs-getuigen/faq/nieuwe-wereldvertaling-nauwkeurig/
Als theoloog heb ik vrij veel onderzoek gedaan naar de Nieuwe Wereldvertaling… Zo heb ik mijn bachelorthesis hieraan gewijd, die ik waarschijnlijk op een latere datum online zal gooien. Maar toch wil ik enige nuances aanbrengen bij de beschrijving die ze op deze pagina geven. Let wel dat ik hier dingen waar ik het mee eens ben niet ter sprake breng. Daarom kan het eenzijdig lijken dat ik eigenlijk uitsluitend kritiek heb op de Nieuwe Wereldvertaling, laat hier dan meteen vertellen dat dit niet het geval is.
Getrouw aan Gods boodschap
“Veel Bijbelvertalingen zijn niet trouw aan Gods boodschap omdat ze liever menselijke tradities volgen. Ze vervangen bijvoorbeeld Gods naam, Jehovah, door titels als Heer en God.”
Eigenlijk is dat een beetje de pot die de ketel verwijt dat hij zwart ziet. De Nieuwe Wereldvertaling ′herstelt′ de naam Jehovah op 237 plaatsen in het Nieuwe Testament. Verschillende van deze Schriftplaatsen hebben betrekking op Schriftplaatsen uit het Oude Testament waar de naam van God wordt gebruikt in de Masoretische tekst, maar lang niet allemaal. Verschillende keren wordt kurios of zelfs een enkele keer theos naar eigen goeddunken met ′Jehovah′ vertaalt. In tegenstelling tot andere Bijbelvertalingen waar het weglaten van de naam wel tot soms vreemde uitspraken kan leiden (zoals twee keer het woord Heer na elkaar), heeft dit nooit een verandering van betekenis weer. Dit is echter met het aanpassen van kurios in het Nieuwe Testament door de naam Jehovah soms wel het geval.
Verder is er geen enkel vroeg-christelijk manuscript van het NT (en er zijn er zo’n 5000 gevonden) gevonden waar de naam van God in voorkomt. Dit is dus niet herstellen, maar aanpassen.
′De rooms-katholieke en Oosters-orthodoxe kerken hebben in hun Bijbels boeken opgenomen die ook wel de apocriefen worden genoemd. Maar die boeken hebben nooit tot de joodse canon behoord, en het is interessant dat de Bijbel zegt dat de Joden degenen waren aan wie ′de heilige uitspraken Gods werden toevertrouwd′ (Romeinen 3,1,2). Die apocriefe boeken zijn dan ook terecht niet in de Nieuwe-Wereldvertaling en veel andere moderne Bijbelvertalingen opgenomen.′
De canon van de Bijbel is geen exacte wetenschap. Bij het Nieuwe Testament is er b.v. lange tijd discussie geweest over boeken zoals de drie brieven van Johannes, de brief aan de Hebreeën en zelfs de apocalyps of ze wel thuishoorden in onze Bijbel. Pas halverwege de 4de eeuw beschreef Athanasius de canon zoals we die nu kennen van het NT met zijn 27 boeken in één van zijn paasbrieven. Maar er zijn heel wat meer evangeliën, handelingen, apocalypsen en brieven geschreven die het onderzoeken waard zijn en die lange tijd in de running zijn geweest om tot de canon te behoren, b.v. de Didaché, de eerste brief van Clemens of de Herder van Hermas.
Wat de joodse canon betreft was er ten tijde van de tempelperiodes niet echt een eensluidende joodse canon, de Tenach dateert pas van rond 90 AD. Vele van de apocriefe werken die men terug kan vinden in een Katholieke Bijbel hebben dan ook hun oorsprong in de Septuaginta (LXX), de ′Bijbel′ die doorgaans door Joden in de diaspora werd gebruikt, veelal zijn de apocriefe boeken van Griekse (en niet van Hebreeuwse) oorsprong, dat zijn b.v. de boeken der Maccabeeën, Ezra 4, Tobit, Judit… Deze werden ten slote door Maarten Luther uit de bijbel genomen, maar let dat Maarten Luther veel meer wilde schrappen, zo had hij b.v. ook graag het boek Jacobus uit onze Bijbel gehaald.
Getuigenissen van geleerden
′In een brief gedateerd 8 december 1950 schreef Edgar Goodspeed, bekend Bijbelvertaler en geleerde, over de Engelse Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften: „Ik ben geïnteresseerd in jullie zendingswerk en de wereldomvattende schaal waarop het plaatsvindt en ben zeer ingenomen met de natuurlijke, duidelijke en krachtige vertaling. Er spreekt een gedegen, serieuze kennis van zaken op brede schaal uit, waarvan ik kan getuigen.”′
De authenticiteit van de brief waarover hier sprake wordt althans door Robert Bowman in zijn boek ′Understanding Jehovah’s Witnesses (Baker Books, 1991) betwijfeld en wel om verschillende redenen:
- De brief heeft geen handtekening en lijkt een kopie van een origineel (een getekend origineel is door het Wachttorengenootschap nog niet geleverd)
- Terwijl de brief gedateerd wordt in 1950 werd hij pas door het Wachttorengenootschap voor het eerst gebruikt in 1982
- De kritiek die Goodspeed levert op de NWV in deze brief gaan allemaal over onbelangrijke zaken; dit lijkt vreemd daar Goodspeeds eigen vertaling op vele belangrijke punten verschilt met dat van de NWV.
“De Britse Bijbelcriticus Alexander Thomson schreef over de Engelse Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften: „De vertaling is klaarblijkelijk het werk van bekwame en knappe geleerden, die hebben geprobeerd zo veel mogelijk van de zuivere betekenis van de Griekse tekst over te brengen als in de Engelse taal tot uitdrukking gebracht kan worden” (The Differentiator van april 1952, blz. 52).”
The Differentiator is geen wetenschappelijk tijdschrift, laat staat over bijbelvertalen, meer nog Alexander Thomson heeft geen officiële opleiding gehad in Grieks of Hebreeuws, zijn woorden kunnen dus niet als gezaghebbend worden beschouwd. Verder zou hij in de Differentatior van Juni 1959 hebben gesteld ′dat de NWV vol stond met Engelse woorden die geen equivalent hebben in het Grieks of in het Hebreeuws.′
“Hoewel de auteur Charles Francis Potter sommige weergaven wat ongewoon vond, zei hij: „De anonieme vertalers hebben de beste manuscriptteksten, zowel Griekse als Hebreeuwse, beslist met wetenschappelijke vaardigheid en scherpzinnigheid vertaald” (The Faiths Men Live By, blz. 300).”
Hier het volledige citaat: “Apart from a few semantic peculiarities like translating the Greek word stauros as “stake” instead of “cross”, and the often startling use of the colloquial and the vernacular, the anonymous translators have certainly rendered the best manuscript texts both Greek and Hebrew with scholarly ability and acumen” (The Faiths Men Live By, 1954 [fourth printing, 1955] (NY: Prentice Hall), p. 300).
Verder is het ook belangrijk de context van dit boek te begrijpen die vooral het goede ten toon wilde spreiden uit andere religies dan de eigene. Verder was Potter een unitariër die later in zijn leven het christendom heeft verlaten.
“Ondanks dat Robert McCoy van mening was dat de Engelse Nieuwe-Wereldvertaling zowel eigenaardige als uitmuntende weergaven bevatte, besloot hij zijn beoordeling ervan door te zeggen: „Uit de vertaling van het Nieuwe Testament blijkt dat er binnen de beweging [Jehovah’s Getuigen] geleerden aanwezig zijn die in staat zijn om met doorzicht de vele problemen van Bijbelvertalen het hoofd te bieden” (Andover Newton Quarterly van januari 1963, blz. 31).”
Maar verder stelt hij ook: “In not a few instances the New World Translation contains passages which must be considered as `theological translations.’ This fact is particularly evident in those passages which express or imply the deity of Jesus Christ.” (IBID)
Verder moet ook wel vermeld worden dat McCoy geen bijbelgeleerde is en ook niet als zodanig wordt herkend.
“Hoewel professor S. MacLean Gilmour zich in sommige weergaven in de Engelse Nieuwe-Wereldvertaling niet kon vinden, erkende hij dat de vertalers „een buitengewone beheersing van het Grieks bezaten” (Andover Newton Quarterly van september 1966, blz. 26).”
Hier wordt Gilmour maar gedeeltelijk geciteerd, vervolgens stelde hij: ′It is clear that doctrinal considerations influenced many turns of phrase, but the work is no crack-pot or pseudo-historical fraud′
“Thomas Winter, universitair hoofddocent, schreef in zijn beoordeling van de Engelse Nieuwe-Wereldvertaling die deel uitmaakt van de Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures: „De vertaling door het anonieme comité is volkomen up-to-date en consequent nauwkeurig” (The Classical Journal van april/mei 1974, blz. 376).”
Dit is het volledig citaat: “I think it is a legitimate and highly useful aid toward the mastery of koine (and classical) Greek. After examining a copy, I equipped several interested second-year Greek students with it as an auxiliary text. After learning the proper pronunciations, a motivated student could probably learn koine from this source alone. …the translation by the anonymous committee is thoroughly up to date and consistently accurate. …In sum, when a witness comes to the door, the classicist, Greek student, or Bible student alike would do well to place an order.” (The Classical Journal, “The Kingdom Interlinear”, April-May 1974, pages 375, 376)
Waarschijnlijk heeft hij het hier dus niet over de NWV-vertaling, maar over de vertaling van het Grieks in de Kingdom Interlinear, later zou hij in een brief aan Godelman bekennen: “I am not happy with the use now being made of the review,” en hij ging verder door enkele problemen aan te geven zoals Jezus woorden in Joh 8:58 (die de NWV vertaalt met “was ik er al”). Winter stelde: “No way to go here but ‘I am’
“Professor Benjamin Kedar, hebraïcus in Israël, zei in 1989: „Voor mijn taalonderzoek in verband met de Hebreeuwse Bijbel en vertalingen ervan, raadpleeg ik vaak de Engelse uitgave van de zogenoemde Nieuwe-Wereldvertaling. Telkens weer wordt mijn indruk bevestigd dat dit werk het resultaat is van een oprecht streven naar een zo nauwkeurig mogelijk begrip van de tekst.””
Let wel dat Benjamin Kedar (die trouwens geschoold is in Joodse geschiedenis en geen erkende geleerde is in de Bijbelse talen) het uitsluitend heeft over het Oude Testament, en niet over het Nieuwe Testament, waar juist de meeste problemen liggen.
“Jason David BeDuhn, universitair hoofddocent religiestudies, schreef naar aanleiding van zijn onderzoek van negen belangrijke Engelse vertalingen: „De NW [Nieuwe-Wereldvertaling] komt uit de bus als de nauwkeurigste van de vertalingen die met elkaar vergeleken zijn.” Hoewel het algemene publiek en veel Bijbelgeleerden aannemen dat de verschillen in de Nieuwe-Wereldvertaling het gevolg zijn van religieus vooroordeel van de kant van de vertalers, zei BeDuhn: „De meeste verschillen zijn toe te schrijven aan de grotere nauwkeurigheid van de NW als letterlijke, conservatieve vertaling van de oorspronkelijke uitdrukkingen van de schrijvers van het Nieuwe Testament” (Truth in Translation, blz. 163, 165).”
Ook BeDuhn is geen geleerde op het gebied van Bijbeltalen en dat merk je als je zijn boek “Truth in translation” erop na leest. In mijn bachelorthesis heb ik nauwkeurig zijn commentaar op Joh 1,1 onderzocht en heb ik heb verschillende keren op fouten betrapt (zo wil hij een bepaalde schriftplaatsen vergelijken met Joh 1,1 terwijl de vergelijking niet opgaat omdat de Schriftplaats die hij citeert niet over een zelfstandig naamwoord gaat)
Geen reacties